Welkom

Welkom op mijn blog!

Dag allemaal, hallo, bonjour, goedendag!

Ik ben Katalin en ik studeer voor kleuteronderwijzeres in Vives in Tielt. Deze blog is gemaakt in verband met het vak taalvaardigheden.
Op deze blog zal ik regelmatig wat posten in verband met mijn opleiding.

Hopelijk hebben jullie er evenveel zin in als ik, ...

vrijdag 3 januari 2014

Taalkwesties

Ik had enkele vragen over taal. Ik heb deze opgezocht. Er waren er ook veel waar ik geen antwoord op vond.

Ik vond geen antwoord op 'Wanneer gebruik je stuk en wanneer gebruik je kapot?'. Ik vond enkel en alleen dat ze synoniemen zouden zijn maar niet of er al dan niet een regel is om de een of ander te gebruiken. Ik dacht dat kapot eerder dialect was.

Ik vond ook geen antwoord op 'Wat is er correct, kloksgewijs of wijzerzin? Ik heb enkel gevonden dat 'kloksgewijs' meer gebruikt wordt op Nederlandse sites en 'wijzerzin' meer op Belgische. Bij de spellingscontrole wordt 'kloksgewijs' onderstreept.

Ik heb wel een antwoord gevonden op 5 andere zaken:

Wilde / wou, wilden / wouen
Vraag
Hoe wordt het werkwoord willen in de verleden tijd vervoegdwou (enkelvoud) en wouen (meervoud) of wilde(n)?
Antwoord
Het werkwoord willen kent in de verleden tijd twee vervoegingen: zowel de regelmatige vormen wilde en wilden als de onregelmatige vormen wou en wouden of wouen. De enkelvoudsvorm wou wordt minder in de schrijftaal gebruikt; de meervoudsvorm wou(d)en is geheel beperkt tot de spreektaal.
Toelichting
Wou en wou(d)en zijn ontstaan uit de oudere vormen wolde(n) (vgl. Duits wollte(n)). In het Nederlands zijn de klankcombinaties old en ald tot oud geworden, bijvoorbeeld: goudhout en woud (Duits GoldWald en Holz; Engelsgold en wood). In sommige gevallen is de d later weggevallen, bijvoorbeeld hou (en trouw) en zou (Duits sollte; Engels should).
Het is opmerkelijk dat de onregelmatige enkelvoudsvorm wou veel aanvaardbaarder is in de schrijftaal dan de meervoudsvorm wouen. Zo oordeelt Van Dale bijvoorbeeld 'in de volkst. ook: wouwen'. Naast wouen is ook nog de vorm wouden mogelijk: met deze spelling is de verledentijdsvorm in de spellinggidsen opgenomen. Weliswaar wordt in wouen een w uitgesproken, maar de spelling wouwen is ook in de weergave van gesproken taal niet gebruikelijk. De uitspraak en spelling van de vorm wou(d)en zijn dus vergelijkbaar met die van het werkwoord houden/hou(w)en.

Gaan / zullen (algemeen)

1. Inleiding 
De gebruiksmogelijkheden van gaan als hulpwerkwoord zijn vrij complex en niet scherp af te bakenen. Voor een deel is de keuze voor gaan afhankelijk van de context.
Het hulpwerkwoord gaan kan in de standaardtaal altijd gebruikt worden in drie gevallen: als het onderwerp zich verplaatst om iets te doen, als er sprake is van het begin van een handeling of van een nieuwe toestand of als het onderwerp van plan is iets te doen.
In andere gevallen is het gebruik van gaan niet altijd voor iedereen aanvaardbaar. In Nederland komt gaan als hulpwerkwoord van de toekomende tijd vooral voor in spreektaal, in België is het gebruik algemener.
Als gaan niet mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te verwijzen.

2. 'Gaan' versus 'zullen'
In het algemeen kan men zeggen dat gaan zich het gemakkelijkst laat combineren met een handelingswerkwoord, dat een echte actie weergeeft: bellen, doen, zoeken, wandelen, koken enzovoort.
Grosso modo kunnen drie betekeniscategorieën onderscheiden worden waarbij het gebruik van gaan altijd mogelijk of zelfs verplicht is. In de voorbeeldzinnen (1) tot en met (5) en in zin (9) is gaan het enige juiste werkwoord. In zin (6) tot en met (8) kan ook zullen worden gebruikt.

1. Het onderwerp verplaatst zich om iets te doen.
(1) Noah gaat morgen bij zijn vriendjes spelen.
(2) Als ik daar werk vind, ga ik er ook wonen.

2. Er is sprake van het begin van een handeling of van een nieuwe toestand.
De combinatie met gaan drukt dan de betekenis 'geleidelijk overgaan tot' of 'beginnen te' uit. Werkwoorden die een weersgesteldheid uitdrukken, worden bijvoorbeeld meestal met gaan gecombineerd.

(3) Als hij zijn zin niet krijgt, dan gaat hij schreeuwen.
(4) We moeten voortmaken, want de show gaat beginnen.
(5) Bekijk die grijze lucht. Het gaat sneeuwen.

3. Het onderwerp is van plan is om iets te doen, of er is een bepaald besluit genomen.
(6) We gaan/zullen haar eens een lesje leren.
(7) Ze gaan/zullen hem morgen opnieuw onderzoeken in het ziekenhuis.
(8) Ik ga/zal proberen om de volgende keer op tijd te komen.
Bij werkwoorden die een verandering van werkkring, woonplaats, status en dergelijke aanduiden, kan alleen gaan(en niet zullen) gebruikt worden.
(9) Stijn en Birgit gaan op 7 juni trouwen.
In andere gevallen, die qua betekenis niet in een van de bovenstaande drie categorieën thuishoren, wordt in de standaardtaal gewoonlijk het hulpwerkwoord zullen of de tegenwoordige tijd gebruikt om naar de toekomst te verwijzen.
(10a) Hopelijk zal iedereen aandachtig luisteren tijdens de speech.
(10b) Hopelijk luistert iedereen aandachtig tijdens de speech.

3. Het toenemende gebruik van 'gaan' 
Gaan maakt ook meer en meer opgang als algemeen hulpwerkwoord van de toekomende tijd bij niet-handelingswerkwoorden zoals hebben, zijn, worden, moeten, krijgen enzovoort. Toch is dat gebruik van gaan niet in alle contexten en voor alle taalgebruikers aanvaardbaar. Dergelijk gebruik van gaan komt ten eerste meer in gesproken dan in geschreven taal voor. In België heeft het hulpwerkwoord gaan bovendien meer gebruiksmogelijkheden dan in Nederland. In wat volgt, kijken we naar de aanvaardbaarheid van enkele combinaties van gaan en een niet-handelingswerkwoord.

Gaan + worden
In combinatie met worden is gaan standaardtaal in het hele taalgebied.
(11) Hoe dit plan in de praktijk gerealiseerd gaat worden, blijft voorlopig onduidelijk.

Gaan + hebben/zijn
In de standaardtaal in België wordt gaan als hulpwerkwoord geregeld gecombineerd met hebben en zijn. Zeker in spreektaal is dat gebruik heel gewoon. Ook in Nederland wordt gaan weleens gebruikt in combinatie met die werkwoorden, maar voor veel taalgebruikers is dat niet acceptabel. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
(12a) Ik vraag me af of Jana ook op het feestje gaat zijn. [standaardtaal in België]
(12b) Ik vraag me af of Jana ook op het feestje zal zijn.
(13a) Als zij erven, gaan ze genoeg geld hebben om een huis te bouwen. [standaardtaal in België]
(13b) Als zij erven, hebben ze genoeg geld om een huis te bouwen.

Gaan + kunnen/mogen/moeten/willen/durven
Daarnaast wordt gaan in België, zeker in de spreektaal, ook vaak gecombineerd met een modaal hulpwerkwoord (kunnen, mogen, moeten, willen) of met het werkwoord durven. Ook dat gebruik is standaardtaal in België. In Nederland is dat gebruik niet algemeen aanvaard. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
(14a) Ze gaan daar heel braaf ja moeten knikken. [standaardtaal in België]
(14b) Ze zullen daar heel braaf ja moeten knikken.
(15a) Ik weet zeker dat ze dat gaat kunnen volhouden. [standaardtaal in België]
(15b) Ik weet zeker dat ze dat kan volhouden.
(16a) Dat ventje gaat waarschijnlijk niets meer durven zeggen. [standaardtaal in België]
(16b) Dat ventje zal waarschijnlijk niets meer durven zeggen.

Gaan + gaan
In de spreektaal in België wordt gaan soms ook als hulpwerkwoord gebruikt bij het bewegingswerkwoord gaan. Dat is geen standaardtaal.
(17) We gaan morgen naar Blankenberge gaan. (in België, geen standaardtaal)

Zwarte Piet, zwarte Piet, zwarte piet, zwartepiet

Vraag

Wat is de correcte spelling: zwartepietzwarte Piet, zwarte piet of Zwarte Piet?

Antwoord

De schrijfwijze is afhankelijk van de betekenis. Als de knecht van Sinterklaas bedoeld is, schrijven we Zwarte Piet. In de betekenis 'schoppenboer' en in de uitdrukking iemand de zwartepiet toespelen ('iemand als schuldige of als zondebok proberen aan te wijzen') schrijven we zwartepiet.

Toelichting

Als Zwarte Piet verwijst naar 'de knecht van Sinterklaas', is het een eigennaam. We schrijven Zwarte Piet dan met hoofdletters, net als bijvoorbeeld Sinterklaas.
(1) Komt Sinterklaas uit Spanje?
(2) Zwarte Piet stond naast hem op het dek te zwaaien.
De naam van Zwarte Piet wordt soms gebruikt om verschillende personen aan te duiden die voor Zwarte Pietspelen. In dat geval schrijven we zwarte pieten met kleine letters. De benaming is dan een soortnaam. Een vergelijkbaar voorbeeld is sinterklazen ('personen die voor Sinterklaas spelen').
(3) Matilda was verrast toen ze twee sinterklazen zag vechten om een staf.
(4) Overal op straat zagen we zwarte pieten lopen.
In de betekenis van 'schoppenboer' schrijven we zwartepiet met kleine letters en in één woord. We schrijven kleine letters omdat zwartepiet niet meer naar een unieke persoon verwijst. Zwartepiet is dan een soortnaam. De combinatie heeft bovendien een specifieke, figuurlijke betekenis gekregen en wordt daarom als samenstelling beschouwd. We schrijven de delen aan elkaar. De oorspronkelijke, letterlijke betekenis (een piet ('boer uit het kaartspel') die zwart ('schoppen') is) staat te ver af van de figuurlijke betekenis om zwartepiet nog in twee woorden te schrijven. Min of meer vergelijkbare gevallen zijn: blauweregenrodehond en sterkedrank.
(5) Je kunt het op je gezicht aflezen als jij de zwartepiet hebt!
(6) De minister heeft weer de zwartepiet toegespeeld gekregen.
Ten slotte is ook de schrijfwijze zwarte Piet mogelijk, namelijk wanneer die letterlijk gebruikt wordt: iemand met de eigennaam Piet die zwart is. Dat gebruik komt niet vaak voor.
(7) 'We zullen zwarte Piet snel eens een badje geven.'

Afgelopen / verleden / vorige week
Vraag
Heeft afgelopen week dezelfde betekenis als verleden week of vorige week?
Antwoord
Nee, afgelopen kun je alleen gebruiken tegen het einde van de desbetreffende periode, terwijl verleden en vorigbeide betrekking hebben op de daaraan voorafgaande periode. Als je bijvoorbeeld op vrijdag spreekt over de afgelopen week, bedoel je maandag tot vrijdag van de (bijna) verstreken week. Als je op diezelfde dag spreekt overde vorige week, heeft je uitspraak betrekking op de week die liep tot en met laatstleden zondag.
Toelichting
Het werkwoord aflopen wordt onder meer gebruikt in de betekenis 'verstrijken, voorbijgaan (van tijd)'. Het voltooid deelwoord afgelopen wordt in de betekenis 'verstreken, voorbijgegaan' gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord dat een tijdspanne noemt (bijvoorbeeld weekmaandjaareeuw of heel algemeen tijd). Hierbij moet worden opgemerkt dat de genoemde periode meestal nog (net) niet helemaal is afgesloten en dus niet letterlijk afgelopen is. Alleen wanneer afgelopen gecombineerd wordt met de naam van een dag van de week, kan dat alleen maar betekenen dat de desbetreffende dag al afgesloten is (bijvoorbeeldafgelopen zaterdag).
Hoewel in bijna alle woordenboeken verleden genoemd wordt als synoniem, en soms ook vorig, worden deze woorden alleen gebruikt als de desbetreffende periode daadwerkelijk verstreken of afgelopen is. Vorig betekent 'onmiddellijk voorafgaand' of 'plaatsgevonden hebbend in een tijd die min of meer ver gelegen is voor de huidige tijd of de tijd waarvan sprake is'.
In de standaardtaal in België wordt vorig ook dikwijls gecombineerd met de naam van een dag van de week, in dezelfde betekenis als afgelopen (bijvoorbeeld vorige zaterdag). Hoewel een dergelijk gebruik in Nederland niet als abnormaal wordt ervaren, komt de combinatie van vorig met de naam van een dag er weinig voor. Standaardtaal in het hele taalgebied is dan ook afgelopen zaterdag.
Bijzonderheid
Anders dan afgelopen kunnen verleden en vorige niet in combinatie met het algemene begrip tijd worden gebruikt (verleden tijd komt alleen voor als grammaticaal begrip; vorige tijd is alleen denkbaar in een sciencefictionwereld waarin sprake is van verschillende tijden).
Een grammaticaal verschil tussen afgelopen enerzijds en verleden en vorig anderzijds is dat de combinatie vanafgelopen + een tijdspanne, indien die fungeert als bijwoordelijke bepaling van tijd, altijd kan worden voorafgegaan door een lidwoord en bovendien door het voorzetsel in (afgelopen weekde afgelopen weekin de afgelopen week). Bij de combinatie verleden/vorig + een tijdspanne, gebruikt als bijwoordelijke bepaling, is dat meestal niet mogelijk (niet: de verleden/vorige weekin het vorige jaarde vorige eeuw; wel: in de vorige eeuw).

Voormiddag, namiddag
Vraag
Welke delen van de dag worden met respectievelijk voormiddag en namiddag aangeduid?
Antwoord
In de standaardtaal in Nederland wordt met voormiddag en namiddag (met de klemtoon alleen op de eerstelettergreep) doorgaans de tijd bedoeld respectievelijk aan het begin van de middag (ongeveer 12-14 uur) en aan het eind van de middag (ongeveer 16-18 uur). Voormiddag is in deze betekenis overigens minder gebruikelijk dannamiddag.
In de standaardtaal in België hebben voormiddag en namiddag (met de klemtoon op de eerste of de tweede lettergreep) betrekking op respectievelijk het tweede deel van de ochtend (ongeveer 9-12 uur) en de tijd tussen het middaguur en het begin van de avond (ongeveer 12-18 uur).
Toelichting
De woorden voormiddag en namiddag zijn terug te voeren op voorzetselgroepenvoor de middag en na de middag. De oorspronkelijke betekenis van middag is letterlijk 'het midden van de dag', dus 'middaguur' (12 uur). Voormiddagen namiddag betekenen dan dus oorspronkelijk 'gedeelte van de dag voor het middaguur' respectievelijk 'gedeelte van de dag tussen het middaguur en de avond'. In België zijn dat nog steeds de gangbare betekenissen vanmiddagvoormiddag en namiddag.
(1) In de voormiddag was ze al drie uur bezig geweest met dat advies en in de namiddag heeft ze er nog enkele uren aan verder gewerkt. [standaardtaal in België]
In Nederland heeft middag echter gewoonlijk betrekking op het gedeelte van de dag tussen de ochtend en de avond, dus tussen 12 en 18 uur. De tegenwoordig in Nederland gebruikelijke betekenis van respectievelijkvoormiddag ('begin van de middag') en namiddag ('eind van de middag') is dan ook gekoppeld aan de jongere betekenis van middag.
(2) Ze hadden afgesproken om te vergaderen in de vóórmiddag, kort na de lunch. [standaardtaal in Nederland]
Hoewel context en situatie vaak uitsluitsel zullen geven, kan het toch soms verwarrend zijn dat beide betekenissen naast elkaar bestaan. Om misverstanden te voorkomen, is het dan ook raadzaam om vooral in contact tussen Nederlanders en Belgen bij het gebruik van dergelijke tijdsaanduidingen zo expliciet mogelijk te zijn en er een tijdstip bij te noemen.
(3) Onze afspraak voor aanstaande vrijdag is 's middags om vier uur.
(4) Zullen we afspreken om in de namiddag rond drie uur iets te gaan drinken in de Métropole?
(5) Ik heb Dirk in de voormiddag, om een uur of elf nog gesproken.
In de standaardtaal in België worden voormiddag en namiddag ook vaak in samenstellingen gebruikt.
(6a) Maandagnamiddag heb ik een afspraak bij de dokter. [standaardtaal in België]
(7a) Veel mensen doen op zaterdagvoormiddag boodschappen. [standaardtaal in België]
Samenstellingen met middagmorgen en ochtend zijn standaardtaal in het hele taalgebied. Hoewel uit de context vaak wel blijkt wat er bedoeld wordt, kan er bij die samenstellingen ook begripsverwarring ontstaan omdat morgen ofochtend en middag in België en Nederland anders geïnterpreteerd kunnen worden. Ochtend of morgen betekent voor Belgen doorgaans de vroege ochtend, terwijl in Nederland morgen en ochtend op de hele periode tussen 9 en 12 uur slaan. Bij middag bestaat een zelfde soort dubbelzinnigheid: in Nederland betekent middag 'tussen twaalf en zes', in België meestal 'tussen twaalf en twee'.
(6b) Maandagmiddag heb ik een afspraak bij de dokter.
(7b) Veel mensen doen op zaterdagochtend boodschappen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten