Ik had enkele vragen over taal. Ik heb deze opgezocht. Er waren er ook veel waar ik geen antwoord op vond.
Ik vond geen antwoord op 'Wanneer gebruik je stuk en wanneer gebruik je kapot?'. Ik vond enkel en alleen dat ze synoniemen zouden zijn maar niet of er al dan niet een regel is om de een of ander te gebruiken. Ik dacht dat kapot eerder dialect was.
Ik vond ook geen antwoord op 'Wat is er correct, kloksgewijs of wijzerzin? Ik heb enkel gevonden dat 'kloksgewijs' meer gebruikt wordt op Nederlandse sites en 'wijzerzin' meer op Belgische. Bij de spellingscontrole wordt 'kloksgewijs' onderstreept.
Ik heb wel een antwoord gevonden op 5 andere zaken:
Wilde / wou, wilden / wouen
Vraag
Antwoord
Het werkwoord willen kent
in de verleden tijd twee vervoegingen: zowel de regelmatige vormen wilde en wilden als
de onregelmatige vormen wou en wouden of wouen.
De enkelvoudsvorm wou wordt
minder in de schrijftaal gebruikt; de
meervoudsvorm wou(d)en is geheel beperkt tot de spreektaal.
Toelichting
Wou en wou(d)en zijn
ontstaan uit de oudere vormen wolde(n) (vgl. Duits wollte(n)).
In het Nederlands zijn de klankcombinaties old en ald tot oud geworden,
bijvoorbeeld: goud, hout en woud (Duits Gold, Wald en Holz;
Engelsgold en wood). In sommige gevallen is de d later
weggevallen, bijvoorbeeld hou (en trouw) en zou (Duits sollte;
Engels should).
Het is opmerkelijk
dat de onregelmatige enkelvoudsvorm wou veel aanvaardbaarder
is in de schrijftaal dan de meervoudsvorm wouen. Zo oordeelt Van
Dale bijvoorbeeld 'in de volkst. ook: wouwen'. Naast wouen is
ook nog de vorm wouden mogelijk: met deze spelling is de
verledentijdsvorm in de spellinggidsen opgenomen. Weliswaar wordt in wouen een w uitgesproken,
maar de spelling wouwen is ook in de weergave van gesproken
taal niet gebruikelijk. De uitspraak en spelling van de vorm wou(d)en zijn
dus vergelijkbaar met die van het werkwoord houden/hou(w)en.
Gaan / zullen (algemeen)
De
gebruiksmogelijkheden van gaan als hulpwerkwoord zijn
vrij complex en niet scherp af te bakenen. Voor een deel is de keuze voor gaan afhankelijk
van de context.
Het
hulpwerkwoord gaan kan in de standaardtaal altijd
gebruikt worden in drie gevallen: als het onderwerp zich
verplaatst om iets te doen, als er sprake is van het begin van een handeling of
van een nieuwe toestand of als het onderwerp van plan is iets te doen.
In andere gevallen
is het gebruik van gaan niet altijd voor iedereen
aanvaardbaar. In Nederland komt gaan als hulpwerkwoord van
de toekomende tijd vooral voor in spreektaal,
in België is het gebruik algemener.
Als gaan niet
mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of
de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te
verwijzen.
2. 'Gaan' versus
'zullen'
In het algemeen kan
men zeggen dat gaan zich het gemakkelijkst laat combineren met
een handelingswerkwoord, dat een echte actie weergeeft: bellen, doen,
zoeken, wandelen, koken enzovoort.
Grosso modo kunnen drie betekeniscategorieën onderscheiden worden
waarbij het gebruik van gaan altijd mogelijk of zelfs
verplicht is. In de voorbeeldzinnen (1) tot en met (5) en in zin (9) is gaan het
enige juiste werkwoord. In zin (6) tot en met (8) kan ook zullen worden
gebruikt.
1. Het onderwerp
verplaatst zich om iets te doen.
(1) Noah gaat morgen
bij zijn vriendjes spelen.
(2) Als ik daar werk vind, ga ik er ook wonen.
2. Er is sprake van
het begin van een handeling of van een nieuwe toestand.
De combinatie met gaan drukt dan de betekenis
'geleidelijk overgaan tot' of 'beginnen te' uit. Werkwoorden die een
weersgesteldheid uitdrukken, worden bijvoorbeeld meestal met gaan gecombineerd.
(3) Als hij zijn
zin niet krijgt, dan gaat hij schreeuwen.
(4) We moeten
voortmaken, want de show gaat beginnen.
(5) Bekijk die grijze lucht. Het gaat sneeuwen.
3. Het onderwerp is
van plan is om iets te doen, of er is een bepaald besluit genomen.
(6) We gaan/zullen haar
eens een lesje leren.
(7) Ze gaan/zullen hem
morgen opnieuw onderzoeken in het ziekenhuis.
(8) Ik ga/zal proberen
om de volgende keer op tijd te komen.
Bij werkwoorden die
een verandering van werkkring, woonplaats, status en dergelijke aanduiden, kan
alleen gaan(en niet zullen) gebruikt worden.
(9) Stijn en
Birgit gaan op 7 juni trouwen.
In andere gevallen,
die qua betekenis niet in een van de bovenstaande drie categorieën thuishoren,
wordt in de standaardtaal gewoonlijk het hulpwerkwoord zullen of
de tegenwoordige tijd gebruikt om naar de toekomst te verwijzen.
(10a)
Hopelijk zal iedereen aandachtig luisteren tijdens de speech.
(10b)
Hopelijk luistert iedereen aandachtig tijdens de speech.
3. Het toenemende
gebruik van 'gaan'
Gaan maakt ook meer en meer opgang als algemeen hulpwerkwoord van de
toekomende tijd bij niet-handelingswerkwoorden zoals hebben, zijn,
worden, moeten, krijgen enzovoort. Toch is dat gebruik van gaan niet
in alle contexten en voor alle taalgebruikers aanvaardbaar. Dergelijk gebruik
van gaan komt ten eerste meer in gesproken dan in geschreven
taal voor. In België heeft het hulpwerkwoord gaan bovendien meer
gebruiksmogelijkheden dan in Nederland. In wat volgt, kijken we naar de
aanvaardbaarheid van enkele combinaties van gaan en een
niet-handelingswerkwoord.
Gaan + worden
In combinatie
met worden is gaan standaardtaal in het hele
taalgebied.
(11) Hoe dit plan in de praktijk gerealiseerd gaat worden,
blijft voorlopig onduidelijk.
Gaan + hebben/zijn
In de standaardtaal in
België wordt gaan als hulpwerkwoord geregeld
gecombineerd met hebben en zijn. Zeker in
spreektaal is dat gebruik heel gewoon. Ook in Nederland wordt gaan weleens
gebruikt in combinatie met die werkwoorden, maar voor veel taalgebruikers is
dat niet acceptabel. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of
de tegenwoordige tijd.
(12a) Ik vraag me
af of Jana ook op het feestje gaat zijn. [standaardtaal in
België]
(12b) Ik vraag me
af of Jana ook op het feestje zal zijn.
(13a) Als zij
erven, gaan ze genoeg geld hebben om een huis te bouwen.
[standaardtaal in België]
(13b) Als zij erven, hebben ze genoeg geld om een huis
te bouwen.
Gaan +
kunnen/mogen/moeten/willen/durven
Daarnaast
wordt gaan in België, zeker in de spreektaal, ook vaak
gecombineerd met een modaal hulpwerkwoord (kunnen, mogen, moeten, willen)
of met het werkwoord durven. Ook dat gebruik is standaardtaal in
België. In Nederland is dat gebruik niet algemeen aanvaard. Standaardtaal in
het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
(14a) Ze gaan daar
heel braaf ja moeten knikken. [standaardtaal in België]
(14b) Ze zullen daar
heel braaf ja moeten knikken.
(15a) Ik weet zeker
dat ze dat gaat kunnen volhouden. [standaardtaal in België]
(15b) Ik weet zeker
dat ze dat kan volhouden.
(16a) Dat
ventje gaat waarschijnlijk niets meer durven zeggen.
[standaardtaal in België]
(16b) Dat ventje zal waarschijnlijk niets meer durven
zeggen.
Gaan + gaan
In de spreektaal in
België wordt gaan soms ook als hulpwerkwoord gebruikt bij het
bewegingswerkwoord gaan. Dat is geen standaardtaal.
(17) We gaan morgen
naar Blankenberge gaan. (in België, geen standaardtaal)
Zwarte Piet, zwarte Piet, zwarte piet, zwartepiet
Vraag
Wat is de correcte spelling: zwartepiet, zwarte Piet, zwarte piet of Zwarte Piet?
Antwoord
De schrijfwijze is afhankelijk van de betekenis. Als de knecht van Sinterklaas bedoeld is, schrijven we Zwarte Piet. In de betekenis 'schoppenboer' en in de uitdrukking iemand de zwartepiet toespelen ('iemand als schuldige of als zondebok proberen aan te wijzen') schrijven we zwartepiet.
Toelichting
Als
Zwarte Piet verwijst naar 'de knecht van Sinterklaas', is het een
eigennaam. We schrijven
Zwarte Piet dan met hoofdletters, net als bijvoorbeeld
Sinterklaas.
(1) Komt Sinterklaas uit Spanje?
(2) Zwarte Piet stond naast hem op het dek te zwaaien.
De naam van
Zwarte Piet wordt soms gebruikt om verschillende personen aan te duiden die voor
Zwarte Pietspelen. In dat geval schrijven we
zwarte pieten met kleine letters. De benaming is dan een
soortnaam. Een vergelijkbaar voorbeeld is
sinterklazen ('personen die voor Sinterklaas spelen').
(3) Matilda was verrast toen ze twee sinterklazen zag vechten om een staf.
(4) Overal op straat zagen we zwarte pieten lopen.
In de betekenis van 'schoppenboer' schrijven we
zwartepiet met kleine letters en in één woord. We schrijven kleine letters omdat
zwartepiet niet meer naar een unieke persoon verwijst.
Zwartepiet is dan een soortnaam. De combinatie heeft bovendien een specifieke, figuurlijke betekenis gekregen en wordt daarom als
samenstelling beschouwd. We schrijven de delen aan elkaar. De oorspronkelijke, letterlijke betekenis (een
piet ('boer uit het kaartspel') die
zwart ('schoppen') is) staat te ver af van de figuurlijke betekenis om
zwartepiet nog in twee woorden te schrijven. Min of meer vergelijkbare gevallen zijn:
blauweregen,
rodehond en
sterkedrank.
(5) Je kunt het op je gezicht aflezen als jij de zwartepiet hebt!
(6) De minister heeft weer de zwartepiet toegespeeld gekregen.
Ten slotte is ook de schrijfwijze zwarte Piet mogelijk, namelijk wanneer die letterlijk gebruikt wordt: iemand met de eigennaam Piet die zwart is. Dat gebruik komt niet vaak voor.
(7) 'We zullen zwarte Piet snel eens een badje geven.'
Afgelopen / verleden / vorige week
Vraag
Heeft afgelopen
week dezelfde betekenis als verleden week of vorige
week?
Antwoord
Nee, afgelopen kun
je alleen gebruiken tegen het einde van de desbetreffende periode,
terwijl verleden en vorigbeide betrekking hebben
op de daaraan voorafgaande periode. Als je bijvoorbeeld op vrijdag spreekt
over de afgelopen week, bedoel je maandag tot vrijdag van de
(bijna) verstreken week. Als je op diezelfde dag spreekt overde vorige week,
heeft je uitspraak betrekking op de week die liep tot en met laatstleden
zondag.
Toelichting
Het werkwoord aflopen wordt
onder meer gebruikt in de betekenis 'verstrijken, voorbijgaan (van tijd)'.
Het voltooid deelwoord afgelopen wordt
in de betekenis 'verstreken, voorbijgegaan' gebruikt als bijvoeglijk
naamwoord, altijd in combinatie met een zelfstandig
naamwoord dat een tijdspanne noemt (bijvoorbeeld week, maand, jaar, eeuw of
heel algemeen tijd). Hierbij moet worden opgemerkt dat de genoemde
periode meestal nog (net) niet helemaal is afgesloten en dus niet letterlijk
afgelopen is. Alleen wanneer afgelopen gecombineerd wordt met
de naam van een dag van de week, kan dat alleen maar betekenen dat de
desbetreffende dag al afgesloten is (bijvoorbeeldafgelopen zaterdag).
Hoewel in bijna
alle woordenboeken verleden genoemd wordt als synoniem,
en soms ook vorig, worden deze woorden alleen gebruikt als de
desbetreffende periode daadwerkelijk verstreken of afgelopen is. Vorig betekent
'onmiddellijk voorafgaand' of 'plaatsgevonden hebbend in een tijd die min of
meer ver gelegen is voor de huidige tijd of de tijd waarvan sprake is'.
In de standaardtaal in
België wordt vorig ook dikwijls gecombineerd
met de naam van een dag van de week, in dezelfde betekenis als afgelopen (bijvoorbeeld vorige
zaterdag). Hoewel een dergelijk gebruik in Nederland niet als abnormaal
wordt ervaren, komt de combinatie van vorig met de naam van
een dag er weinig voor. Standaardtaal in
het hele taalgebied is dan ook afgelopen zaterdag.
Bijzonderheid
Anders dan afgelopen kunnen verleden en vorige niet
in combinatie met het algemene begrip tijd worden gebruikt (verleden
tijd komt alleen voor als grammaticaal begrip; vorige tijd is
alleen denkbaar in een sciencefictionwereld waarin sprake is van verschillende
tijden).
Een grammaticaal
verschil tussen afgelopen enerzijds en verleden en vorig anderzijds
is dat de combinatie vanafgelopen + een tijdspanne, indien die
fungeert als bijwoordelijke bepaling van
tijd, altijd kan worden voorafgegaan door een lidwoord en
bovendien door het voorzetsel in (afgelopen
week, de afgelopen week, in de afgelopen week). Bij
de combinatie verleden/vorig + een tijdspanne, gebruikt als
bijwoordelijke bepaling, is dat meestal niet mogelijk (niet: de
verleden/vorige week, in het vorige jaar, de vorige
eeuw; wel: in de vorige eeuw).
Voormiddag, namiddag
Vraag
Welke delen van de
dag worden met respectievelijk voormiddag en namiddag aangeduid?
Antwoord
In de standaardtaal in
Nederland wordt met voormiddag en namiddag (met
de klemtoon alleen op de eerstelettergreep)
doorgaans de tijd bedoeld respectievelijk aan het begin van de middag (ongeveer
12-14 uur) en aan het eind van de middag (ongeveer 16-18 uur). Voormiddag is
in deze betekenis overigens minder gebruikelijk dannamiddag.
In de standaardtaal in
België hebben voormiddag en namiddag (met
de klemtoon op de eerste of de tweede lettergreep) betrekking op
respectievelijk het tweede deel van de ochtend (ongeveer 9-12 uur) en de tijd
tussen het middaguur en het begin van de avond (ongeveer 12-18 uur).
Toelichting
De woorden voormiddag en namiddag zijn
terug te voeren op voorzetselgroepen: voor
de middag en na de middag. De oorspronkelijke betekenis
van middag is letterlijk 'het midden van de dag', dus
'middaguur' (12 uur). Voormiddagen namiddag betekenen
dan dus oorspronkelijk 'gedeelte van de dag voor het middaguur' respectievelijk
'gedeelte van de dag tussen het middaguur en de avond'. In België zijn dat nog
steeds de gangbare betekenissen vanmiddag, voormiddag en namiddag.
(1) In de voormiddag was
ze al drie uur bezig geweest met dat advies en in de namiddag heeft
ze er nog enkele uren aan verder gewerkt. [standaardtaal in België]
In Nederland
heeft middag echter gewoonlijk betrekking op het gedeelte van
de dag tussen de ochtend en de avond, dus tussen 12 en 18 uur. De tegenwoordig
in Nederland gebruikelijke betekenis van respectievelijkvoormiddag ('begin
van de middag') en namiddag ('eind van de middag') is dan ook
gekoppeld aan de jongere betekenis van middag.
(2) Ze hadden
afgesproken om te vergaderen in de vóórmiddag, kort na de lunch.
[standaardtaal in Nederland]
Hoewel context en
situatie vaak uitsluitsel zullen geven, kan het toch soms verwarrend zijn dat
beide betekenissen naast elkaar bestaan. Om misverstanden te voorkomen, is het
dan ook raadzaam om vooral in contact tussen Nederlanders en Belgen bij het
gebruik van dergelijke tijdsaanduidingen zo expliciet mogelijk te zijn en er
een tijdstip bij te noemen.
(3) Onze
afspraak voor aanstaande vrijdag is 's middags om vier uur.
(4) Zullen we
afspreken om in de namiddag rond drie uur iets te gaan drinken
in de Métropole?
(5) Ik heb
Dirk in de voormiddag, om een uur of elf nog gesproken.
In de standaardtaal
in België worden voormiddag en namiddag ook
vaak in samenstellingen gebruikt.
(6a) Maandagnamiddag heb
ik een afspraak bij de dokter. [standaardtaal in België]
(7a) Veel mensen
doen op zaterdagvoormiddag boodschappen. [standaardtaal in
België]
Samenstellingen
met middag, morgen en ochtend zijn
standaardtaal in het hele taalgebied. Hoewel uit de context vaak wel blijkt wat
er bedoeld wordt, kan er bij die samenstellingen ook begripsverwarring ontstaan
omdat morgen ofochtend en middag in
België en Nederland anders geïnterpreteerd kunnen worden. Ochtend of morgen betekent
voor Belgen doorgaans de vroege ochtend, terwijl in Nederland morgen en ochtend op
de hele periode tussen 9 en 12 uur slaan. Bij middag bestaat
een zelfde soort dubbelzinnigheid: in Nederland betekent middag 'tussen
twaalf en zes', in België meestal 'tussen twaalf en twee'.
(6b) Maandagmiddag heb
ik een afspraak bij de dokter.
(7b) Veel mensen
doen op zaterdagochtend boodschappen.